"Adam in het paradijs", Florence, Bargello. |
De lezingen waren:
EEN NIEUWE HEMEL EN EEN NIEUWE AARDE
Wat een prachtige droom, die droom van Jesaja over een
betere wereld. De schrijver van dit bijbelgedeelte leefde
naar alle waarschijnlijkheid rond het einde van de ballingschap:
toen duidelijk werd dat Jeruzalem herbouwd zou kunnen worden
en de tempelcultus in ere hersteld. Ongetwijfeld spreekt
in de tekst ook een zeker heimwee mee naar vroeger: toen men
daar nog uit alle windstreken samenkwam om er de grote
feesten te vieren. In zijn herinnering was Jeruzalem de
plaats bij uitstek waar hemel en aarde elkaar raakten.
Heilige grond, waar God bijna tastbaar nabij was. Jeruzalem
zal uit de as herrijzen. De schrijver ziet in de
gebeurtenissen de hand van God: "Zie" - zegt God - "Ik
schep een nieuwe hemel en een nieuwe aarde! Wat er vroeger
was komt niemand meer voor de geest".
Het is opmerkelijk dat die nieuwe hemel en de nieuwe aarde
betrekking hebben op de geschiedenis. En niet, zoals in
de latere Christelijke traditie dikwijls het geval was,
na afloop van de geschiedenis.
Lucas schrijft zijn evangelie niet lang nadat Jeruzalem
opnieuw is verwoest en ook de prachtige tempel weer met
de grond gelijk gemaakt is. Uit buitenbijbelse bronnen
kennen we een gedetailleerde beschrijving van de gruwelen
der verwoesting en de wijze waarop duizenden mensen daarbij
op een vaak brute wijze zijn omgebracht. Ook veel Christenen
hebben maar amper kans gezien om aan dit geweld te ontkomen.
Maar het kan dan ook niet anders of ook elders in het
Romeinse rijk hebben deze gebeurtenissen bij vele Christenen
een diepe indruk gemaakt en vragen opgeroepen: wat heeft dit
te betekenen? Wat mogen we nog verwachten? En waar staan we
zelf: wat mag nog evangelie heten? En: Jezus een verlosser?
Hoezo? Liep het ook met hem niet gruwelijk af?
Met name de woorden over waakzaamheid in het middengedeelte
van onze lezing - woorden die ook Mattheüs gebruikt en die
hij in een apocalyptisch kader zet - kunnen gemakkelijk de
gedachte oproepen dat we ons heil ook maar liever niet moeten
verwachten binnen het kader van de geschiedenis. Maar pas
daarna: in een hiernamaals. De vroege kerk heeft dergelijke
gedachten niet zelden verbonden met de wederkomst van Jezus
en het laatste oordeel. De latere kerk heeft daarop nog
verder voortbordurend gesproken over een duizendjarig rijk,
een vagevuur en de mogelijkheid om door boetedoening ook in
dit leven alvast een deel van de straf af te kopen. Het zijn
voorstellingen, die ongetwijfeld voor nogal wat mensen een
reden zijn geweest om de kerk de rug toe te keren: men kon
hierin onmogelijk nog een blijde boodschap beluisteren.
Wanneer we vandaag de dag dergelijke teksten lezen kan ons dan
ook gemakkelijk het gevoel bekruipen, dat we die maar beter
kunnen overslaan omdat ze totaal niet in ons denken passen.
Toch is het de vraag of we dan Lucas wel recht doen. Het
begin en het slot van onze lezing bevat een sleutel voor
een ander verstaan van deze tekst. Als in het begin staat:
"Jullie Vader heeft jullie het koninkrijk willen schenken",
dan zouden we daarin misschien wel een verwijzing moeten
zien naar het paradijsverhaal. Wat hier 'het koninkrijk'
genoemd wordt is, denk ik, wat in Genesis 'het paradijs'
heet. Wanneer je zo naar het evangelie van Lucas kijkt
ga je ontdekken, dat het scheppingsverhaal als een rode
draad door heel dat evangelie loopt. Dat blijkt met name
steeds daar, waar sprake is van de Menszenzoon: de titel
die Jezus bij voorkeur gebruikte, wanneer hij zichzelf
wilde uitleggen. Jezus zelf wil niets weten van mensen,
die hem voor een messias aanzien. In zijn tijd leefden er
allerhande messiasverwachtingen: er waren groepen die een
koning verwachten, anderen een priesterlijke gestalte of
een profeet. Maar Jezus wilde daarmee niet vereenzelvigd worden.
Zo staat in Lucas 9 (18-22): "Toen Jezus eens alleen was met zijn
leerlingen vroeg hij hen: 'Wie zeggen de mensen dat ik ben?'
En zij antwoordden: 'Johannes de Doper, maar anderen zeggen
Elia, en weer anderen beweren dat één van de oude profeten
is opgestaan'. Hij zei tegen hen: 'En wie ben ik volgens
jullie?' Petrus antwoordde: 'De door God gezonden messias'.
Toen beval Jezus hun op strenge toon dat tegen niemand te
zeggen. Het koninkrijk van God is - volgens Jezus dus - geen
zaak van politiek of van religieus gekleurd messianisme.
De mensen om Jezus heen hadden een uitgesproken voorkeur
voor dat messianisme. En het pleit dan ook voor de betrouwbaarheid
van de evangelisten dat zij deze oorspronkelijke opvatting
van Jezus hebben overgeleverd. Dankzij hun zorgvuldigheid
is die titel 'Mensenzoon' voor ons bewaard gebleven. Marcus,
die deze woorden van Jezus ook kende, voegt er nog aan toe,
dat Jezus daarover vrijelijk in het openbaar sprak. Ook
Paulus wist, dat Jezus zichzelf zag als Adam.
Volgens Lucas heeft terugkeer naar het paradijs alles
te maken met de terugkeer van de Mensenzoon. Daarover
gaat het in de parabels, die we lazen. In de eerste
parabel, die we vanochtend lazen, gaat over de heer
des huizes die terugkeert van een bruiloft: het beeld
bij uitstek van een het herstel van de rechte
verhoudingen. En in de tweede parabel gaat het over
het personeel van de heer van het huis, aan wie hij
zijn bezit heeft toevertrouwd. Zijn dat niet de mensen,
die zeggen Christenen te zijn? Al degenen, die geloven
in Jezus Christus, de ware mens, het gelaat van God,
die als een Vader wacht op zijn kinderen als die
terugkomen op de zonderlinge gedachte, dat een mens
misschien wel beter af is zonder God?
Bij het koninkrijk, dat God ons heeft willen schenken, gaat
het om het paradijs. Dat is er misschien al wel - hier en
daar - maar helaas wordt het vaak niet opgemerkt.
Alvorens het doorbreekt moet de Mensenzoon nog veel
lijden - aldus Jezus. Deze wereld wordt pas weer een
paradijs wanneer de driehoeksverhouding tussen de mens,
God en de naaste wordt hersteld. Een prangende vraag
daarbij is: hoe kan een mens in contact komen met God,
wanneer die relatie verstoord is geraakt of ontbreekt?
Waar vind je gidsen, die je wegen kunnen wijzen?
Wie programma's van Remonstrantse gemeenten doorneemt
kan gemakkelijk de indruk krijgen dat de nadruk ligt
op kursussen en op lees- en discussiegroepen. Maar
kunnen - wie verlangen naar een persoonlijke omgang
met God - daar terecht? Of is daarvoor iets anders
nodig? Hoe is God verborgen aanwezig in ons eigen
levensverhaal? Hoe krijg je helderheid over je eigen
geloof? En kom je in contact met stromen onder de
oppervlakte waarin een mens kan wortelen en houvast vinden?
Mensen vragen zich wel eens af: waarom ben ik op aarde?
Of - zoals in de titel van het boek van Carel ter
Linde - "Wat doe ik hier in godsnaam?". Het antwoord
zou kunnen zijn: om God te eren en te dienen en van Hem
te getuigen; om de afdruk van Zijn hand te herkennen in
de medemensen, en ook in ons eigen leven; en om te
luisteren naar Zijn Stem:
Zet de muziek maar eens even af,
DE LEZINGEN:
Lucas 12
Terug naar het begin van deze pagina
Jesaja 63:17-25
Lucas 12:32-40
al is het maar voor een uur,
en maak het eens even stil;
dan hoor je misschien
wat God jou zo graag zeggen wil.
Want in die stilte lost het oude op,
en komt er iets nieuws op gang.
Als jij het aandurft om te zwijgen
kan het gebeuren dat Hij aanwezig komt.
je wegen onthult om te gaan
de stroom voelbaar maakt
waarop je kunt drijven
waarin je rust kunt vinden:
hier vandaag
en eens voor eeuwig en altijd.
(Vrij naar: Achter de Naam ? Overwegingen rond het Geheim,
Paula Copray)
Jesaja 65
17 Zie, ik schep een nieuwe hemel en een nieuwe aarde.
Wat er vroeger was raakt in vergetelheid,
het komt niemand ooit nog voor de geest.
18 Er zal alleen maar blijdschap zijn
en groot gejuich om wat ik schep.
Ik herschep Jeruzalem in een jubelende stad
en schenk haar bevolking vreugde.
19 Dan zal ik over Jeruzalem jubelen
en mij verblijden over mijn volk.
Geen geween of geweeklaag wordt daar nog gehoord.
20 Geen zuigeling zal daar meer zijn
die slechts enkele dagen leeft,
geen grijsaard die zijn jaren niet voltooit;
want een kind zal pas sterven als honderdjarige,
en wie geen honderd wordt, geldt als vervloekt.
21 Zij zullen huizen bouwen en er zelf in wonen,
wijngaarden planten en zelf van de opbrengst eten;
22 in wat zij bouwen zal geen ander wonen,
van wat zij planten zal geen ander eten.
Want de jaren van mijn volk
zullen zijn als de jaren van een boom;
mijn uitverkorenen zullen zelf genieten
van het werk van hun handen.
23 Zij zullen zich niet tevergeefs afmatten
en geen kinderen baren voor een verschrikkelijk lot.
Zij zullen, met heel hun nageslacht,
een volk zijn dat door de HEER is gezegend.
24 Ik zal hun antwoorden nog voor ze mij roepen,
ik zal hen verhoren terwijl ze nog spreken.
25 Wolf en lam zullen samen weiden,
een leeuw en een rund eten beide stro
en een slang zal zich voeden met stof.
Niemand doet kwaad, niemand sticht onheil
op heel mijn heilige berg ? zegt de HEER.
32 Vrees niet, kleine kudde, want jullie Vader
heeft jullie het koninkrijk willen schenken.
33 Verkoop je bezittingen en geef aalmoezen. Maak
voor jezelf een geldbuidel die niet verslijt, een
schat in de hemel die niet opraakt, waar een dief
niet bij kan en die door geen mot kan worden aangevreten.
34 Waar jullie schat is, daar zal ook jullie hart zijn.
35 Sta klaar, doe je gordel om en houd de lampen brandend,
36 en wees als knechten die hun heer opwachten wanneer hij
terugkeert van een bruiloft, zodat ze direct voor hem
opendoen wanneer hij aanklopt.
37 Gelukkig de knechten die de heer bij zijn komst wakend
aantreft. Ik verzeker jullie: hij zal zijn gordel omdoen,
hen aan tafel nodigen en hen bedienen. 38 Gelukkig degenen
die hij zo aantreft, ook al komt hij midden in de nacht of
kort voor het aanbreken van de dag. 39 Besef wel: als de
heer des huizes had geweten op welk uur de dief zou komen,
dan zou hij niet in zijn huis hebben laten inbreken. 40 Ook
jullie moeten klaarstaan, want de Mensenzoon komt op een
tijdstip waarop je het niet verwacht.'
Reactie? Zend een E-mail
© A.E.J. Kaal, 2013.